Onderzoek
Vanuit de lerarenopleiding Thomas More te Vorselaar en Turnhout kregen wij de opdracht om voor het vak ‘Onderzoekslab’ een onderzoek op te starten in het kader van ‘Boerderleren’. Boerderleren is een project van de Zuidrand in samenwerking met de Hooibeekhoeve te Geel. Het richt zich op leerlingen van de tweede graad lager onderwijs uit Aartselaar, Boechout, Borsbeek, Edegem, Hove, Lint en Kontich. Deze leerlingen groeien op in een verstedelijkte context. Sommigen komen daardoor niet of zelden in contact met het platteland. 
​
De partners vroegen ons om ervaringsgerichte, educatieve pakketten te ontwikkelen waarmee kinderen actief leren op een boerderij rond volgende thema’s: de vier seizoenen, bodem, mest, water, planten, duurzame landbouw en klimaat. Het project wil onderzoeken welk leertraject het meest beklijft: werken rond de vier seizoenen verspreid over de seizoenen of werken rond verschillende thema’s gebald in een korte periode. De pakketten werden uitgetest op Gasthuishoeve Boshoek in Hove door leerlingen van de lokale school ‘t Groen Schooltje.
​
We formuleerden volgende onderzoeksvraag: ‘Op welke manier kunnen we de boerderij als betekenisvolle buitenleercontext inzetten om kinderen vanuit hun talenten te laten leren met als doel een ervaringsgericht educatief pakket te ontwikkelen voor de tweede graad lager onderwijs?’ We kijken hiervoor concreet naar talenten en leerprofielen van de kinderen, leerwinst van de boerderijcontext en verschillende activerende outdoorwerkvormen.
​
Voor het luik ‘talenten’ baseerden we ons op het talentenkader van Luk Dewulf. Hij omschrijft een talent als volgt: ‘Talent wordt zichtbaar in elke activiteit die moeiteloos gaat en die je voldoening geeft. Als je doet waar je goed in bent, dan vliegt de tijd en laad je je batterijen op.’ (Dewulf, 2012) 
Het talentenkader beschrijft 39 talenten, waaruit wij zestien talenten selecteerden en vertaalden naar een boerderijcontext. Zo vormden we de ‘meetrekker’ om tot de ‘meetrekkende modder’ en veranderden we de ‘mooimaker’ naar het ‘mooimakend mos’.
​
Het luik ‘leerprofielen’ onderzochten we aan de hand van de leerstijlentest van Kolb. Hij onderscheidt volgende vier leerstijlen: doener, dromer, denker en beslisser. De leerstijlentest geeft een overzicht van de voorkeur van een leerstijl bij een leerling. Zo merkten we dat er in onze onderzochte klassen veel dromers zaten. Dromers zijn personen die graag ervaringen opdoen. Dit kwam enorm naar voren in onze werkvormen.
Het volgende luik gaat over de activerende outdoorwerkvormen. Deze werden geëvalueerd aan de hand van observatielijsten. In deze lijst zagen we welke activerende outdoorwerkvormen zorgden voor een hoge activiteit van hoofd, hart en handen bij leerlingen tijdens de activiteiten. Daarnaast gaven de lijsten aan in hoeverre de leerlingen interesse hadden en betrokken waren.
Daarnaast namen we ook controletoetsen af bij de leerlingen. Zo konden we meten welke inhouden het best verworven waren en welke soort vragen moeilijker of makkelijker waren om te beantwoorden.
​
Na het uittesten van onze lespakketten konden we volgende resultaten vaststellen: de interesse bij de leerlingen was bij het tweede testmoment gestegen. Dit wil zeggen dat de leerlingen bij het tweede testmoment meer aandacht hadden. Langs de andere kant zijn er bij ‘actief deelnemen’ en bij ‘de leerling werkt mee’ dalingen of stagnaties op te merken. Dit is te verklaren door het slechte weer of door de verplaatsing van de activiteit omwille van allergieën. De dalingen of stagnaties kunnen ook verklaard worden door een andere samenstelling van de uitvoerende klas. De leerwinst van de twee verschillende trajecten (lang of kort) hebben we niet kunnen onderzoeken. Leerwinst gaat over de opgedane kennis, vaardigheden en attitudes. De leerlingen hebben wel na het uittestmoment een controletoets afgelegd. Uit de resultaten van deze toetsen was heel erg duidelijk dat de leerlingen bij de gesloten vragen hoger scoorden bij het tweede uittestmoment dan bij het eerste. Zo kunnen we afleiden dat de verbindingsoefening, waarbij leerlingen een begrip met een verklaring moeten verbinden, slechter is bij het tweede uittestmoment dan bij het eerste. Ook is het opvallend dat de open vragen minder goed scoorden dan de gesloten vragen. Dit komt doordat de open vragen moeilijker zijn dan de gesloten vragen. De resultaten van de leerstijlentest wijzen uit dat in de tweede graad van ’t Groen Schooltje meer dromers zitten dan doeners, denkers of beslissers.
Wat betreft de talenten zagen we dat de leerlingen erg gegroeid zijn in hun talenten. Sommige leerlingen dachten maar één talent te hebben aan het begin van de dag, maar bleken achteraf meerdere talenten ontdekt te hebben. Het aanmoedigen, opspelden van talentenbadges en de terugblik bij de talentenmuur zorgde voor deze positieve uitkomst.
​
We kunnen vaststellen dat we de boerderij hebben ingezet als buitenleercontext door activerende outdoorwerkvormen te hanteren en hierbij de omgeving van de boerderij optimaal te benutten. Bovendien hebben we steeds werkvormen gehanteerd die aansluiten bij een grote verscheidenheid aan talenten en de vier bestaande leerprofielen van Kolb. Zowel de leerkrachten als de leerlingen blikken hier positief op terug. De leerkrachten van ‘t Groen Schooltje voelen zich, na deelname aan ons onderzoek, nog meer gemotiveerd om naar een boerderij te trekken. Ook het idee omtrent de talenten viel in de smaak.
​
Tijdens ons onderzoek stootten wij ook op elementen die we tijdens deze korte periode niet konden onderzoeken. Verder onderzoek zou kunnen nagaan welk traject (een kort traject of een lang traject verspreid over de seizoenen) het meest effectief is op de leerwinst van leerlingen. Vervolgens is het ook belangrijk om te kijken welke variaties er in opdrachten aangebracht kunnen worden om in te spelen op diverse leerstijlen van leerlingen per opdracht. Daarvoor is het handig om de leerstijlen van leerlingen voor de uitvoeringen in kaart te brengen aan de hand van een test. Wij deden deze testen namelijk achteraf, waardoor wij onze activiteiten niet meer hebben kunnen specifiëren op een variatie aan leerstijlen. Jammer genoeg konden we niet alle lespakketten uittesten onder andere ‘de zomer’ en ‘de herfst’ omwille van seizoensgebonden activiteiten. We hebben deze activiteiten dus niet kunnen aanpassen. Daarnaast moeten ook de huidige lespakketten doorgetrokken worden naar andere landbouwbedrijven. Zo zou men in een vervolgonderzoek kunnen onderzoeken welke aanpassingen daarvoor nodig zijn.
​
Het ideale scenario is dat het project ‘Boerderleren’ door meerdere scholen en boerderijen opgemerkt wordt, waardoor het verder uitgerold kan worden naar de hele provincie Antwerpen. 
​